door Ridder ter Geit » vr okt 02, 2009 8:02 am
Geiten hebben een imago-probleem! Paarden worden edele dieren genoemd, met een hoofd en met benen! En van geiten zegt men dan dat ze stinken! Deze stuitende onrechtvaardigheid moet verholpen worden!
Trouwens deze keer twee stemmen voor de Geit, omdat hij toch een geit is.
Het vervolg:
Knaagje noemde hij hem, weer tot tranen toe bewogen. Maar de tegenslag hield niet op.
In het nieuwe dorpje aangekomen zag hij de hartelijke gnomen, die vreemdelingen wel vriendelijk leken te behandelen. Een stel avonturiers waren in het dorpje te gast.
De Ridder ter Geit was inmiddels verhard. Hij wist dat de mensen niet van geiten hielden, hij wist dat zijn geit geen aardig woord kon verwachten. Geiten stonken en waren minderwaardig. Arme mensen ook. De hele onderklasse ook. Maar als dit aansloeg zouden de armen ook goed af zijn! Die konden dan ook ridder worden, met een geit! En die was voor hun ook betaalbaar! Het zou de hele onderklasse uit het slop halen. Het zou zijn vaders naam eindelijk rechtvaardigen en eer aan doen. Het zou de hele liefde van een kleine jongen voor een lief geitje in plaats van een dure koe of paard rechtvaardigen. De voordelen zouden vanzelf duidelijk worden. Tenslotte, een geit kun je melken terwijl je rijdt, een paard niet!
Deze gedachtes gaven hem steeds weer moed. De geit was zijn vriendje, de rest van de wereld niet, die waren slecht en begrepen het maar niet.
Wacht maar, dit dorpje had vast nog geen grote helden. Dit dorpje zat vast te springen totdat iemand naar voren kwam en zich zou presenteren als de Ridder ter Geit – strijder voor gerechti-geit! De volgende dag zou hij een groots optreden maken!
Die volgende middag kwam hij eraan galopperen. Hij rende met zijn geit het marktplein op en riep luidkeels: “IK BEN DE RIDDER TER GEIT, STRIJDER VOOR GERECHTI-GEIT! Ik ben hier om jullie te helpen en te beschermen tegen het kwade! Hahaa!!!”
De gnomen schrokken enorm en vonden het helemaal niet leuk. Een ridder op een geit?
Ze renden naar binnen en kwamen naar buiten met wapens. Voor de arme dappere ridder het goed en wel in de gaten had werd hij op de grond gesleurd en van alle kanten aangevallen. Zijn arme geitje wist zich gelukkig in veiligheid te brengen, maar de ridder zelf werd niet met rust gelaten. De gnomen gingen zoverre om de orde te herstellen dan ze de ridder toetakelden tot hij niet meer bewoog.
Hij werd voor dood achtergelaten.
Niemand zag hem langzaam wegkruipen. Niemand zag hem zijn wonden likken en langzaam doen genezen, ergens ver weg, achter een heuvel. Niemand zag hoe hij genas… zinnend op wraak… de oude ridder was een nieuwe geworden…
Veel later, in een heel ander dorpje, waar wederom diezelfde groep avonturiers weer verzameld was, kwam ineens onze ridder weer aanrijden. Hij wilde uitdagen. Hij wilde tonen waar Ridders ter Geit toe in staat zijn. Als dat niet op de goede manier getoond kan worden, dan moet hij ze maar pijnigen! Ze hebben hem tenslotte ook genoeg gepijnigd!
“Ik ben de Ridder ter Geit, strijder voor nari-geit!” riep hij uit.
Onmiddellijk, als op commando, schoten er weer mensen op hem af. Voor hij ook maar enige schade kon berokkenen werd hij wederom gruwelijk aangevallen. Ridders ter geiten, goed of slecht, werden niet geduld.
Voor de tweede maal werd hij als zijnde dood achtergelaten.
Maar juist dit gaf hem kracht. Kracht om de woede in hem te laten groeien. Kracht om zichzelf nog meer vast te pinnen op zijn doorzettingsvermogen.
Ridders ter Geit zijn te verslaan, dat is duidelijk. Maar zolang hij terugkomt toch wel niet. O ja, ze hebben hem zo verslagen. Maar hij is steeds weer in staat zichzelf onverwacht op te lappen. Steeds heeft hij weer de kracht en moed om op een geit te klimmen. Hij geeft dit niet op!