door Ridder ter Geit » do okt 01, 2009 8:17 am
Het volgende deel:
Frederik groeide op en werd een eerste-klas geitenrijder. Hij had zichzelf omgedoopt tot de Ridder ter Geit en zijn slagzin werd: 'Ik ben de Ridder ter Geit, strijder voor Gerechti-geit!"
Zijn vader en moeder woonden in een tentje naast die van hem, terwijl ze elke avond een mooi kampvuur maakten van resten van het voormalige huis. Knabbeltje had nog maar de helft van zijn tentje opgeknabbeld, dus hij had nog voldoende slaapruimte.
"Hee! Buurman! De grote ridder Maarten, mijn zoon, komt vanmiddag in de stad om handtekeningen uit te delen! Ik zeg het maar even, mocht je er ook graag een willen..."
Frederik hoorde dit en besloot dat dit de tijd was zijn talenten te laten zien.
"Ik kom terug als een beroemdheid!" riep hij en klom op zijn geit.
Die middag was het een drukte van jewelste op het plaatselijke marktplein. Ridder-Maar¬ten-poppetjes en Ridder-Maarten-postpapier verkocht goed. Helaas had de plaatseljke middenstand nog geen kans gezien nog meer Ridder-Maarten-producten te verzinnen.
En wat later kwam onder luid gejuich, veel aankondigen en vuurwerk de dappere ridder Maarten met zijn leuke glimlach en mooi glinsterende harnas naar voren op zijn strijdros.
Hij keek trots om zich heen en begon al gauw handtekeningen uit te delen.
“Dit is een uitdaging!” werd er geroepen.
De ridder, met zijn prachtig glanzende haren in de wind, keek met zijn charmante glimlach op. Voor hem zag hij en de verbijsterde menigte een jongen met versleten kleding aan op een havenloze geit zitten, boos naar hem kijkend.
“Ik daag jou, ridder Maarten, uit.”
“En wie mag jij wel zijn?” vroeg Maarten, die zijn oude buurjongetje niet meer herkende nu deze volwassen geworden was.
“Ik ben de Ridder ter Geit, strijder voor gerichti-geit!” riep Frederik uit. “Ik daag jou uit voor een duel!”
Enkele uren later was ridder Maarten bijgekomen van het lachen. Hij leende de Ridder ter Geit een lans. Ze renden op elkaar af en binnen twee tellen lag de Ridder ter Geit op de grond. Hij wilde nog een herkansing, maar zijn geit was alweer bijna thuis, onderwijl.
Zuchtend ging de Ridder ter Geit dus zijn geit maar achterna lopen.
Tja, zo gaat het leven ook soms. Na deze vertoning kon hij zich moeilijk meer in het dorp vertonen. Hij trainde edoch dapper door.
“Zoon, deze meneer wil even met u praten” zei zijn vader. Naast hem stond in een net pak de plaatselijke psychiater.
Frederik luisterde niet, maar zadelde zijn geit op.
“Ik heb lang genoeg geoefend, ik ga de wijde wereld in!”
Zonder nog een woord te zeggen stapte hij op zijn geit en liep weg. De wijde wereld in. Op weg naar plaatsen waar hij weer met een schone lei kon beginnen.
Ver van huis lag een dorp waar vele gnomen woonden. Kleine mannetjes die van nature vaak chaotisch zijn. Deze gnomen niet, echter. De Ridder ter Geit was van verre gekomen. Vele steden had hij reeds doorkruist maar hij had nergens succes.
Hij was bedroefd. Bedroefd over alle harde woorden die over zijn geit gesproken waren. Het was zo’n braaf beest… waarom zag niemand het?
Op een geven moment in een bepaald dorp hadden ze zelfs met stenen naar hem gegooid. Zijn arme geit kon het niet meer aan en zakte door zijn poten. De genadeloze dorpelingen bleven gooien en Knabbeltje kwam om. Overmand door verdriet zwief de verdwaasde ridder door de verlaten wereld, tot het volgende dorpje.
Hier waren ze nog enigszins aardig voor hem. Met veel moeite kocht hij een nieuwe geit.
En twee stemmen voor H H!