Dit kortverhaal is gewoon een soort kopie van het verhaal over Benjamin Button. De hoofdpersoon is meneer Jenkins, een naam uit SpongeBob Squarepants. Het verhaal speelt zich af in een dorpje in Amerika.
Hij wist niet wie de oude man Jenkins was. Hij woonde in een oud Victoriaars huis met een houten hek eromheen. Hij kwam bijna nooit buiten. Niemand wist hoe hij erin kwam, ze wisten alleen dat hij er woonde omdat hij af en toe naar buiten kwam. De oude mensen in het kleine stadje zagen hem voor het eerst net na de crash van '29, toen hij boodschappen ging doen. De keren dat hij gezien was, werd hij omschreven als een knorrige oude man, hoogbejaard. Het huis viel wel op. Het was een groot huis met een hek eromheen, dat hoog boven de rijtjeshuizen uittorende. Ik was met mijn stiften aan het spelen, ik geloof dat ik zo'n 4 jaar oud was. Ik woonde in het huis schuin tegenover dat van de oude man Jenkins. En warempel, ik zag de deur in het hek opengaan, het hek van de oude man Jenkins. Die dag vergeet ik nooit meer: 4 januari 1950.
Hij zag me, en riep me. Of ik wilde sneeuwschuiven voor een heitje. Tuurlijk. Die middag nodigde hij me binnen uit en gaf me een kop warme chocolademelk. Alle vooroordelen over de oude man Jenkins waren verdwenen. Hij zag er ook jonger uit als ik gedacht had.
Het huis zag er van binnen erg mooi, ruim, maar vooral oud uit, alsof de inrichting al 50 jaar precies zo stond. De oude man Jenkins was heel aardig tegen me, en vroeg of ik vaker langs wilde komen. Van dat aanbod heb ik graag gebruik gemaakt.
In de jaren die volgden kreeg ik een hechte band met meneer Jenkins. Toch bleef hij altijd merkwaardig stil over vroeger, in tegenstelling tot mijn opa, die altijd graag vertelde over "die goeie ouwe tijd met T.R.". Hij kwam ook vaker buiten, en iedereen begon hem een aardige man te vinden. De mensen die nog altijd zeiden dat een knorrige oude man was, werden seniel verklaard. Die sterfden uiteindelijk ook uit.
Toen ik ouder werd, werd het contact met meneer Jenkins minder. Tot op de laatste dag van de basisschool, in juni 1958. Hij nodigde me uit, en toen ik bij hem was, begon hij zomaar te vertellen. Hij had een zeldzame aandoening dat hem jonger maakte, in plaats van ouder. Er was pas 1 andere man geconstateerd met deze ziekte, in New Orleans. Vanaf dat moment begon ik hem steeds minder te geloven.
Ook hij begon het contact te verbreken. Ik ging naar de middelbare school, en uiteindelijk naar de universiteit. Ik zat in het rugbyteam en daar waren de laatste keren dat ik hem voor een hele lange tijd gezien heb, als supporter bij seizoen 1963-1964.
Ik werd architect. Ik had een eigen architectenbureau, en had het druk met werk en vriendin, later gezin, om nog aan meneer Jenkins te denken. Het dorp groeide uit tot een stad, en ik had genoeg klussen en weinig problemen. In '73 kreeg ik een opdracht om een oud Victoriaans huis in mijn buurt te slopen, en dat weigerde ik. Het heeft me bijna mijn kop gekost. Het blaadje van die klus had ik 11 jaar later nog eens in handen, vanwege een nieuwe klus. De eigenaar van die grond, meneer J. Jenkins vroeg me of ik het oude huis zo goed mogelijk wilde restaureren en ernaast, in de tuin, een modern huis neer wilde zetten voor hem, zijn vriendin. In de eerste instantie dacht ik dacht het de kleinzoon van meneer Jenkins was.
Toen weer 9 jaar later, in 1991, ene Jos Jenkins mij vroeg om op de plaats van het oude huis een studentenhuis neer wilde zetten, weigerde ik weer. Toen zag ik het pas: J. Jenkins, Jos Jenkins en de latere Josh Jenkins maar ook de oude man en meneer Jenkins waren alle 5 dezelfde persoon! Zijn vriendin bleek hem 8 jaar geleden verlaten te hebben omdat hij vertelde over zijn afwijking, precies zoals wat met mij was gebeurd, 25 jaar eerder! We werden goede vrienden en ik stelde hem ook voor aan mijn vrouw en kinderen. Later vertelde ik hun over wat Jos had, en na een tijdje en met genoeg bewijs geloofden ze me.
Later trok hij bij ons in en we stelden onze kleinkinderen voor aan hun halfbroer. Josh was op dat moment al een tiener, dus was het best gelooflijk.
In de laatste (ofe eerste) jaren van zijn leven verzorgden ik en mijn vrouw hem. Tot op een dag ik zijn echte verjaardag herinnerde. Zijn laatste verjaardag - dat was morgen! Dus bracht ik hem terug naar het oude Victoriaanse huis, opende de deur van het oude, verrotte hek, dat storte in, en kwam in de overgroeide tuin. Vlak voor de deur legde ik hem neer, te vondeling. Ik vond dat hij terug moest keren naar waar hij vandaan kwam.
Ik was inmiddels met pensioen, en ging nog eens kijken naar het huis. Het was weg. Wat er nu stond was een hypermodern huis met een betonnen muur. In de muur zat een kluisdeur. Het laatste wat ik hoorde was een oude man die riep: "Ga uit mijn buurt, herrieschoppend rotjong!" Wie dat was?
Ik heb het gevoel dat alleen de tijd en mijn achterkleinzoon dat zullen leren.
EINDE