Rockerduck schreef:Daniel73 schreef:De door kerken verkondigde "opstanding des vlezes" is dus niet zomaar opstaan uit het graf. Terwijl er Christenen zijn die juist om die reden begraven willen worden, en principieel tegen crematie zijn.
Interessant zeg, dat heb ik nooit geweten.
De Bijbel is divers over wel/geen vleselijke opstanding.
Zo is er het verhaal van Lazarus in Johannes 11. Daar wordt een mens opgewekt uit de dood. Maar op een manier die doet afvragen hoe het is afgelopen met Lazarus. Aangenomen wordt dat Lazarus uiteindelijk toch gestorven is, ondanks de opwekking door Jezus.
Johannes 11:32-44
32 Zodra Maria op de plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn voeten neer. Ze zei: ‘Als u hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn!’ 33 Jezus zag hoe zij en de Joden die bij haar waren weeklaagden, en dat ergerde hem. Diep bewogen 34 vroeg hij: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ 35 Jezus begon ook te huilen, 36 en de Joden zeiden: ‘Wat heeft hij veel van hem gehouden!’ 37 Maar er werd ook gezegd: ‘Hij heeft de ogen van een blinde geopend, hij had nu toch ook de dood van Lazarus kunnen voorkomen?’ 38 Ook dit ergerde Jezus. Hij liep naar het graf, een spelonk met een steen voor de opening. 39 Hij zei: ‘Haal de steen weg.’ Marta, de zuster van de dode, zei: ‘Maar Heer, de stank! Hij ligt er al vier dagen!’ 40 Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ 41 Toen haalden ze de steen weg. Daarop keek hij omhoog en zei: ‘Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. 42 U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt.’ 43 Daarna riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ 44 De dode kwam te voorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’
http://www.biblija.net/biblija.cgi?lang=nl (NBV)
Dit is alles wat er over de opwekking van Lazarus vermeld wordt. In vers 45 gaat het verhaal over op hoe mensen reageren. Waarna een soort van politieke uiteenzetting volgt.
Johannes 11:45-48
45 Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in hem. 46 Maar enkelen gingen naar de Farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. 47 Daarop riepen de hogepriesters en de Farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man doet veel wondertekenen, 48 en als we hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’
Niks over de opwekking van Lazarus. In Johannes 12 is Lazarus aanwezig bij een maaltijd.
Johannes 12:1-11
1 Zes dagen voor Pesach ging Jezus naar Betanië, naar Lazarus die hij uit de dood had opgewekt. 2 Daar hield men ter ere van hem een maaltijd; Marta bediende, en Lazarus was een van de mensen die met hem aanlagen. 3 Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de olie trok door het hele huis. 4 Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die hem zou uitleveren, vroeg: 5 ‘Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’ 6 Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit. 7 Maar Jezus zei: ‘Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis; 8 de armen zijn immers altijd bij jullie, maar ik niet.’
9 Intussen hadden de Joden gehoord dat Jezus daar was en ze gingen in groten getale naar hem toe, niet alleen om hemzelf, maar ook om Lazarus te zien die hij uit de dood had opgewekt. 10 De hogepriesters beraamden intussen een plan om ook Lazarus te doden, 11 omdat hij er de oorzaak van was dat veel Joden bij Jezus kwamen en in hem gingen geloven.
Het plan om Lazarus te doden heeft blijkbaar de verwachting dat Lazarus, ondanks de opwekking door Jezus, alsnog weer kan sterven. Dat zou de opwekking door Jezus een slechts tijdelijke opleving maken, waarbij de opgewekte uiteindelijk twee keer sterft, in het vlees.
Zover ik weet is er in de Bijbel bij Jezus geen vervolging van zijn opgestane gedaante. In tegenstelling tot de opgewekte gedaante van Lazarus.
De opwekking van een alsnog sterfelijke Lazarus is lijkt, volgens deze gegevens, geen opstanding te zijn zoals Jezus die gehad zou hebben.
Tenzij Lazarus nu nog steeds leeft. Maar wie gelooft dat?
Wat betreft de opstanding van Jezus geeft de Bijbel wel veel aandacht. Maar op een raadselachtige manier, als je de gegeven informatie vergelijkt.
Hieronder een aantal Bijbel-voorbeelden waarin Jezus, op wat voor manier dan ook, zou zijn verschenen na zijn dood.
Lucas 24:13-35
13 Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. 14 Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. 15 Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, 16 maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. 17 Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. 18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ 19 Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. 20 Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. 21 Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. 22 Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, 23 vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. 24 Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’ 25 Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? 26 Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ 27 Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
28 Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. 29 Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’ Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. 30 Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. 31 Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. 32 Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ 33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, 34 die tegen hen zeiden: ‘De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!’ 35 De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
De twee niet bij naam genoemde leerlingen zien Jezus als een onbekende. De tekst meldt: "hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden." Pas als Jezus met hen aan tafel aanlegt, het zegengebed uitspreekt en het brood breekt, werden "hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik."
Jezus werd onttrokken aan hun blik. Dat lijkt op een geestverschijning. Zou je zeggen. Jezus breekt het brood, maar dat kan verwacht worden van een geest. Volgens de folklore, waaronder griezelfilms, kunnen onstoffelijke geesten met stoffelijk materiaal sollen. Dus dat maakt deze Jezus-verschijning weinig bijzonders. En er wordt niets over vlees gezegd, noch over een geest.
Maar de tekst van Lucas gaat verder.
Lucas 24:36-52 (slot van Het evangelie volgens Lucas)
36 Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie.’ 37 Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een geestverschijning te zien. 38 Maar hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? 39 Kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf! Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik heb.’ 40 Daarna toonde hij hun zijn handen en zijn voeten. 41 Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’ 42 Ze gaven hem een stuk geroosterde vis. 43 Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. 44 Hij zei tegen hen: ‘Toen ik nog bij jullie was, heb ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over mij geschreven staat in vervulling moest gaan.’ 45 Daarop maakte hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. 46 Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, 47-48 en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. [47–48] 48 49 Ik zal ervoor zorgen dat de belofte van mijn Vader aan jullie wordt ingelost. Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed.’
50 Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië. Daar hief hij zijn handen op en zegende hen. 51 Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. 52 Ze brachten hem hulde en keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem, 53 waar ze voortdurend in de tempel waren en God loofden.
De twee leerlingen meenden een geestverschijning te zien. Alvorens Jezus voor een tweede keer, en blijkbaar de laatste keer, aan hen verschijnt.
Jezus betoogt: "Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? 39 Kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf! Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik heb."
Jezus voelt zich blijkbaar genoodzaakt te bewijzen aan zijn leerlingen dat hij geen geest is. Lucas meldt: "Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’" Waarna hij voor hun ogen "een stuk geroosterde vis" opeet.
Dus dat zou betekenen, volgens dit zogenaamde bewijs, dat het Jezus zelf is. Maar daarop zegt Jezus, volgens de NBV-vertaling, in de verleden tijdsvorm: "Toen ik nog bij jullie was, heb ik tegen jullie gezegd [...]". Toen ik nog bij jullie WAS. Die verleden tijd suggereert alsnog een afstand tussen de dode "opgestane" Jezus en zijn volgelingen.
Daarna zou de Jezus-gedaante hun verstand ontvankelijk hebben gemaakt voor "het begrijpen van de Schriften", en hen een belofte doen. Wat op zich niets nieuws is. Dat heeft Jezus voor zijn dood ook al gedaan, zoals in de Bijbel uitvoerig is te lezen.
Nadat hij hen mee de stad uit neemt, en hij hen zegent, "ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel."
Kan dit de echte Jezus geweest zijn, opgestaan uit de dood? Is het eten van een stuk geroosterd vis, ten overstaan van volgelingen, een voorwaarde om geen geest te zijn? En waarom neemt Jezus afscheid? Waarom gaat hij naar de hemel, als hij zojuist is opgestaan? Wat maakt zijn zogenaamde opstanding dan bijzonder, als hij toch naar de hemel gaat?
Misschien zou je hier kunnen concluderen dat vlees blijkbaar opgenomen wordt in de hemel. Maar zoiets is ook over profeet Elia te lezen in het Oude Testament.
2 Koningen 2:1-18
1 De tijd was niet ver meer dat de HEER Elia in een stormwind in de hemel zou opnemen. Elia en Elisa stonden op het punt uit Gilgal te vertrekken, 2 maar Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar Betel ga.’ Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen op weg naar Betel. 3 De profeten uit Betel kwamen Elisa vanuit de stad tegemoet en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het,’ antwoordde hij. ‘Zegt u maar niets.’ 4 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, Elisa, de HEER wil dat ik naar Jericho ga.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen naar Jericho. 5 De profeten uit Jericho kwamen naar Elisa toe en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het,’ antwoordde Elisa. ‘Zegt u maar niets.’ 6 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar de Jordaan ga.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen verder.
7 Bij de oever van de Jordaan hielden ze stil. Vijftig profeten die hen waren gevolgd bleven op een afstand staan kijken. 8 Elia deed zijn mantel af en vouwde hem dubbel. Hij sloeg ermee op het water, waarop het naar links en naar rechts wegvloeide en zij tweeën droog konden oversteken. 9 Terwijl ze overstaken vroeg Elia aan Elisa: ‘Wat kan ik nog voor je doen voor ik van je word weggenomen? Vraag het maar.’ Elisa antwoordde: ‘Laat mij dubbel in uw geest delen.’ 10 ‘Je vraagt iets heel moeilijks,’ zei Elia. ‘Als je ziet hoe ik van je word weggenomen, zal je wens vervuld worden, maar als je het niet ziet, gebeurt het niet.’ 11 En terwijl ze liepen te praten, werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, en Elia werd in een stormwind meegevoerd naar de hemel. 12 Elisa zag het gebeuren en riep uit: ‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’ Toen hij Elia niet meer kon zien, scheurde hij zijn kleren. 13 Hij raapte Elia’s mantel, die was afgegleden, op, en liep terug. Bij de oever van de rivier hield hij stil. 14 Hij sloeg met Elia’s mantel op het water en riep uit: ‘Waar is de HEER, de God van Elia?’ Dus ook hij sloeg op het water en opnieuw vloeide het naar links en naar rechts weg, zodat Elisa kon oversteken. 15 De profeten uit Jericho, die Elisa vanaf de overkant in het oog hielden, zeiden tegen elkaar: ‘De geest van Elia is op Elisa neergedaald.’ Ze gingen hem tegemoet, knielden voor hem neer 16 en zeiden: ‘We hebben vijftig flinke mannen bij ons. Laat die uw meester gaan zoeken. Misschien heeft een geest van de HEER hem opgetild en ergens op een berg of in een dal neergeworpen.’ ‘Doe dat niet,’ zei Elisa, 17 maar ze drongen zo aan dat hij ten slotte hun aanbod aannam. Vijftig mannen werden erop uitgestuurd en zochten drie dagen lang, maar ze vonden Elia niet. 18 Toen ze terugkwamen bij Elisa, die in Jericho zijn intrek had genomen, zei hij tegen hen: ‘Ik had u toch gezegd dat u niet moest gaan zoeken?’
Bij Elia is sprake van een wagen van vuur, in vers 11 en 12: "En terwijl ze liepen te praten, werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, en Elia werd in een stormwind meegevoerd naar de hemel. Elisa zag het gebeuren en riep uit: ‘Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël!’
Een verschil met Jezus is dat Elia blijkbaar zonder eerst te sterven en op te staan, direct naar de hemel gaat. Maar los van dat is een hemelvaart van een vereerd persoon, zoals Elia en Jezus, op zich weinig nieuws in de Bijbel.
De machtsoverdracht van de "geest" van Elia aan volgeling Elisa doet me denken aan hoe Jezus in Lucas afscheid neemt en hoe later een "geest" verschijnt in Handelingen.
'De handelingen van de apostelen' is een Bijbelboek dat gezien wordt als tweede boek van de schrijver van Lucas. Daar vervolgt het verhaal. Eerst wordt verteld hoe het eerste boek, Het evangelie volgens Lucas, ongeveer eindigt. Met wat variaties in vergelijking met, het slot van het eerste boek.
Alsof het epiloog-achtige slot van Lucas 24 is omgezet in een proloog, waarin nogmaals omschreven is dat Jezus afscheid neemt.
Handelingen 1:1-14
1 In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven, 2 vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij de apostelen die hij door de heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was. 3 Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God.
4 Toen hij eens bij hen was, droeg hij hun op: ‘Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan. 5 Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’ 6 Zij die bijeengekomen waren, vroegen hem: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ 7 Hij antwoordde: ‘Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden. 8 Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’
9 Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen. 10 Terwijl hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen. 11 Ze zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.’
12 Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. 13 Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. 14 Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.
De tekst zegt hier niets over een vleselijke opstanding of over een stuk gegeten geroosterde vis. Wat wel in Lucas 24 is verteld.
Er staat alleen dat Jezus verschenen is, gedurende veertig dagen: "Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God." En daarna "werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen."
De nadruk van de tekst hier lijkt te liggen op beloftes. Waaronder een belofte van "twee mannen in witte gewaden", die beloven: "Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan."
Daarna begint het boek over de apostelen, waarbij Petrus (hoofdstuk 1-12) en Paulus (hoofdstuk 13-28) de meeste aandacht krijgen.
In Handelingen 2 is sprake van een verschijning van "de heilige Geest".
Handelingen 2:1-4
1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. 2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. 3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, 4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.
Dit is overduidelijk een geestverschijning. De vermelding van "vreemde talen" vind ik interessant omdat elders in Handelingen gesproken wordt over "klanktaal".
Handelingen 10:44-46
44 Terwijl Petrus nog aan het woord was, daalde de heilige Geest neer op iedereen die naar zijn toespraak luisterde. 45 De Joodse gelovigen die met Petrus waren meegekomen, zagen vol verbazing dat ook heidenen het geschenk van de heilige Geest ontvingen, 46 want ze hoorden hen in klanktaal spreken en God prijzen.
Handelingen 19:5-7
5 Toen ze dat gehoord hadden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus, 6 en toen Paulus hun de handen had opgelegd daalde de heilige Geest op hen neer, zodat ze in klanktaal gingen spreken en profeteerden. 7 De voltallige groep bestond uit ongeveer twaalf mensen.
Zou "klanktaal" te maken kunnen hebben met "luide toon te spreken in vreemde talen" onder invloed van "de heilige Geest"? Zou het klanktaal kunnen zijn die blijkbaar de Babylonische spraakverwarring uit Genesis opheft, in Handelingen 2?
Handelingen 2:5-13
5 In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. 6 Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. 7 Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? 8 Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? 9 Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, 11 Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’ 12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ 13 Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’
De tekst meldt: "Wat heeft dit toch te betekenen?" Blijkbaar de gesproken "moedertaal" niet duidelijk genoeg om misverstanden en onenigheid te overbruggen. En de tekst meldt dat sommige mensen spottend zeggen: "Ze zullen wel dronken zijn." Zo'n omschrijving zou misschien kunnen passen bij klanktaal. Misschien kan dan "moedertaal" gezien worden als de kindertaal van voordat men leert spreken.
In een apocriefe tekst is een fragment met opmerkelijke taal te lezen, dat alleen uit klinkers bestaat. In 'Verhandeling over de Achtste en Negende Hemelsfeer', dat te maken zou hebben met Hermes Trismegistus.
http://en.wikipedia.org/wiki/Nag_Hammadi_libraryHe is perfect, the invisible God to whom one speaks in silence - his image is moved when it is directed, and it governs - the one mighty power, who is exalted above majesty, who is better than the honored (ones), Zoxathazo a oo ee ooo eee oooo ee oooooo ooooo oooooo uuuuuu oooooooooooo ooo Zozazoth.
http://www.gnosis.org/naghamm/discorse.htmlHieronder een stuk tekst over klanktaal, alias tongentaal:
Gespleten tongentaal
05-04-2007: Neen, geen blog over de taal der geliefden maar wel eentje over Glossolalie en Xenolalie, het spreken in tongen dat u mogelijk kent vanuit de bijbel en/of Pinksterbeweging. Kort samengevat is tongentaal het spreken in ofwel een onbekende taal, ofwel een taal die de spreker plots machtig is zonder enige aanwijsbare reden. Volgens de een een teken van gekte, de andere houdt het bij een indaling van de heilige geest.
De arts Emil Kraepelin deed het eerste psychologische onderzoek naar dit verschijnsel en beschouwde het als een ziektebeeld. Hij legde zijn aandacht vooral op schizofrene en hysterische patiënten. Zijn conclusies waren daarom eerder logisch te noemen.
Later, in 1927 verscheen het boek van G.B. Cutten Speaking with tongues; historically and psychologically considered. Net zoals Emil Kraepelin legde G.B. Cutten een verband tussen glossolalie, schizofrenie en hysterie. Met andere woorden: u bent goed gestoord als u in tongen spreekt. Of niet?
Vroegste bron van tongentaal?
Wie de Nag Hammadi geschriften kent zal de klanktaal misschien reeds zijn tegengekomen. In deze 13 codices met in totaal 52 verschillende titels op basis van de gnostische leer kunnen we het volgende lezen:
Een verborgen, onzichtbaar mysterie kwam tot uiting:
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii EEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEE oooooooooooooooooooooo
uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu eeeeeeeeeeeeeeeeeeeeee aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
Tjah...
Tongdraaien echt gek?
De psychotherapeut John Kildahl beschreef in zijn boek uit 1972 The Psychology of Speaking in Tongues het verschijnsel vanuit een ander psychologisch invalshoek. Hij constateerde dat glossolalie niet noodzakelijk een uiting van een psychische aandoening was. Een andere conclusie was dat glossalisten minder last van stress hebben. Het tijdens Pinksteren bezeten zijn van de heilige geest wordt niet als gegeven aanvaard.
Meer:
http://www.grenswetenschap.nl/permalink.asp?grens=1054Wikipedia over glossolalie:
Glossolalie of glossolalia is een ongebruikelijk spraakgedrag, ook wel klanktaal of tongentaal genoemd. Het woord is afkomstig van het Griekse γλοσσα (glossa - taal, tong) en λαλειν (lalein - spreken). De gebruikte woorden zijn voor buitenstaanders onbegrijpelijk en hebben geen overeenkomst met een bestaande taal. Er is in dat geval geen sprake van een syntaxis, maar er is wel een bepaalde fonetische structuur die taalgebonden lijkt te zijn. Een Chinese glossalist zal bijvoorbeeld een ander klankspectrum gebruiken dan een Engelse. De glossolalist beschouwt zijn glossolalie over het algemeen wel als een communicatieve uiting.
http://nl.wikipedia.org/wiki/GlossolalieIn 2 Korintiërs is bij Paulus sprake van woorden "die door geen mens mogen worden uitgesproken."
2 Korintiërs 12
2 Ik ken een volgeling van Christus die veertien jaar geleden tot in de derde hemel werd weggevoerd – in zijn lichaam of buiten zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen. 3 Maar ik weet dat deze man – in zijn lichaam of zonder zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen – 4 werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die door geen mens mogen worden uitgesproken.
Wat zouden die woorden zijn, die door geen mens mogen worden uitgesproken? Een vorm van klanktaal?
Terug naar de verschijningen van Jezus. Handelingen 7 meldt dat een van de heilige Geest vervulde, bijna stervende, Stefanus in een blik naar de hemel, een visioen van Jezus heeft.
Handelingen 7:54-60
54 Toen ze dit hoorden, ontstaken ze in woede en begonnen te knarsetanden. 55 Maar vervuld van de heilige Geest sloeg Stefanus zijn blik op naar de hemel en zag de luister van God, en Jezus, die aan Gods rechterhand stond, 56 en hij zei: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’ 57 Maar ze schreeuwden en tierden, hielden hun handen voor hun oren en stormden met zijn allen op hem af. 58 Ze dreven hem de stad uit om hem te stenigen. De getuigen gaven hun mantel in bewaring bij een jongeman die Saulus heette. 59 Terwijl Stefanus gestenigd werd, riep hij uit: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’ 60 Hij viel op zijn knieën en riep luidkeels: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan!’ En na deze woorden stierf hij.
Dit is na de hemelvaart. De verschijning van Jezus wordt hier niet omschreven, behalve dat hij "aan Gods rechterhand stond".
Ook de "jongeman die Saulus heette" (Paulus) krijgt te maken met een verschijning van Jezus:
Handelingen 9:1-9
1 Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester 2 met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. 3 Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. 4 Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’ 5 Hij vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. 6 Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’ 7 De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. 8 Saulus kwam overeind, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien. Zijn metgezellen pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. 9 Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet.
De tekst meldt dat de mannen die met Saulus meereisden, wel de stem hoorden, maar niemand zagen.
Handelingen 18:9-10
9 ’s Nachts zei de Heer in een visioen tegen Paulus: ‘Wees niet bang, maar blijf spreken en zwijg niet! 10 Ik sta je bij en niemand zal een vinger naar je uitsteken om je kwaad te doen, want veel mensen in deze stad behoren mij toe.’
Dit is een ander visioen. Hier is sprake van "de Heer".
Handelingen 22:3-11
[Paulus:] 3 ‘Ik ben een Jood, geboren in Tarsus in Cilicië, maar opgegroeid in deze stad. Ik heb als leerling aan de voeten van Gamaliël gezeten en ben strikt volgens de voorschriften van de wet van onze voorouders opgevoed. Ik ben een vurig dienaar van God, en u allen geeft vandaag blijk van hetzelfde. 4 Ik heb de aanhangers van de Weg tot de dood toe vervolgd. Mannen en vrouwen heb ik gevangengenomen en laten opsluiten, 5 iets dat de hogepriester en de hele raad van oudsten kunnen bevestigen. Ik heb van hen zelfs aanbevelingsbrieven gekregen voor onze broeders in Damascus, toen ik daarheen ging om de volgelingen van Jezus in die stad gevangen te nemen en hen naar Jeruzalem te brengen, waar ze hun straf moesten ondergaan. 6 Maar onderweg, niet ver van Damascus, gebeurde er tegen het middaguur iets onverwachts: opeens werd ik omstraald door een fel licht uit de hemel. 7 Ik viel op de grond en hoorde een stem tegen me zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij?” 8 Ik vroeg: “Wie bent u, Heer?” En de Heer antwoordde: “Ik ben Jezus van Nazaret, die jij vervolgt.” 9 De mensen die bij me waren, zagen wel het licht, maar hoorden niet de stem van hem die tegen me sprak. 10 Ik vroeg: “Wat moet ik doen, Heer?” De Heer zei tegen mij: “Sta op en ga naar Damascus, daar krijg je precies te horen wat je opdracht is.” 11 Omdat het stralende licht me blind gemaakt had, namen mijn reisgenoten me bij de hand en brachten me zo naar Damascus.
Dit gaat over eerste verschijning aan Saulus/Paulus, van Handelingen 9.
De tekst meldt hier dat de mannen die met Saulus meereisden, geen stem hoorden, maar wel het licht zagen. "De mensen die bij me waren, zagen wel het licht, maar hoorden niet de stem van hem die tegen me sprak." (Handelingen 22:9)
Dat is anders dan in Handelingen 9: "De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand." (Handelingen 9:7)
Is de stem wel of niet te horen geweest voor anderen dan Saulus?
En wat zegt een "licht" als men geen stem hoort?
Handelingen 22:17-21
[Paulus:] 17 Later, toen ik terug was in Jeruzalem en in de tempel aan het bidden was, werd ik opeens gegrepen door een visioen. 18 Ik zag de Heer, die tegen me zei: “Haast je en vertrek meteen uit Jeruzalem, want ze zullen van jou geen getuigenis over mij aanvaarden.” 19 Ik zei: “Heer, ze weten toch dat ik vroeger de mensen die in u geloven heb laten opsluiten in de gevangenis en dat ik hen in de synagogen heb laten geselen? 20 Ook toen Stefanus zijn getuigenis over u met de dood moest bekopen, was ik erbij. Ik hield de mantels van degenen die hem doodden in bewaring en keurde de moord op hem goed.” 21 Maar hij zei tegen mij: “Ga, want ik wil je naar de heidenen sturen, ver van hier.”’
In dit visioen is sprake van "de Heer". Wederom geen vlees te bekennen in de tekst.
1 Korintiërs 15:3-11
[Paulus:] 3 Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, 4 dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, 5 en dat hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. 6 Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. 7 Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. 8 Pas op het laatst is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was. 9 Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd. 10 Alleen dankzij zijn genade ben ik wat ik ben. En zijn genade is bij mij niet zonder uitwerking gebleven. Integendeel, ik heb harder gezwoegd dan alle andere apostelen, niet op eigen kracht maar dankzij Gods genade. 11 Hoe dan ook, of zij het nu zijn of ik, wij verkondigen allemaal dezelfde boodschap, en door die boodschap bent u tot geloof gekomen.
Paulus meldt hier dat "Christus" is verschenen aan "meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven."
Paulus meldt hier dat Jezus is begraven en "opgewekt". Een woordgebruik dat me doet denken aan de opwekking van Lazarus, in Johannes 12:1.
Wederom geen eeuwig vlees te bekennen hier, in de tekst. De tekst meldt zelfs dat enkele broeders en zusters inmiddels zijn gestorven.
1 Korintiërs 15:35-57
[Paulus:] 35 Nu zou iemand kunnen vragen: ‘Maar hoe worden de doden opgewekt? Hoe zou hun lichaam eruit moeten zien?’ 36 Dwaas die u bent! Als u iets zaait, moet dat eerst sterven voordat het tot leven kan komen. 37 En wat u zaait heeft nog niet de vorm die het later krijgt; het is nog maar een naakte korrel, een graankorrel misschien of iets anders. 38 God geeft daaraan de vorm die hij heeft vastgesteld, en hij geeft elke zaadkorrel zijn eigen vorm. 39 Elk aards lichaam is anders; het lichaam van een mens is enig in zijn soort, dat van een dier eveneens, dat van een vogel ook, en ook dat van een vis. 40 Er zijn lichamen aan de hemel en lichamen op aarde, maar de schittering van een hemellichaam is anders dan die van een aards lichaam. 41 De zon heeft een andere schittering dan de maan, de maan weer een andere dan de sterren, en de sterren onderling verschillen ook in schittering. 42 Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt, 43 wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt. 44 Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt. Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam. 45 Zo staat er ook geschreven: ‘De eerste mens, Adam, werd een levend, aards wezen.’ Maar de laatste Adam werd een levendmakende geest. 46 Niet het geestelijke is er als eerste, maar het aardse; pas daarna komt het geestelijke. 47 De eerste mens kwam uit de aarde voort en was stoffelijk, de tweede mens is hemels. 48 Ieder stoffelijk mens is als de eerste mens, ieder hemels mens is als de tweede. 49 Zoals we nu de gestalte van de stoffelijke mens hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben.
50 Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dit: wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid. 51 Ik zal u een geheim onthullen: wij zullen niet allemaal eerst sterven – toch zullen wij allemaal veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, wanneer de bazuin het einde inluidt. Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen. 53 Want het vergankelijke lichaam moet worden bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke lichaam met het onsterfelijke. 54 En wanneer dit vergankelijke lichaam is bekleed met het onvergankelijke, dit sterfelijke met het onsterfelijke, zal wat geschreven staat in vervulling gaan: ‘De dood is opgeslokt en overwonnen. 55 Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?’ 56 De angel van de dood is de zonde, en de zonde ontleent haar macht aan de wet. 57 Maar laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft.
Wat betreft de opstanding stelt Paulus zijn publiek de vraag: "Maar hoe worden de doden opgewekt? Hoe zou hun lichaam eruit moeten zien?" En hij antwoordt met veel omhaal, onder meer met: "Zoals we nu de gestalte van de stoffelijke mens hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben."
En hij legt uit: "Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dit: wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid."
Misschien meent een aantal christenen bij een opstanding des vlezes, dat een aards lichaam vanuit een graf opgewekt moet kunnen worden, om vervolgens een "hemels lichaam" te worden.
Maar dan nog schreef Paulus: "het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid."
Wat doet afvragen hoe Jezus dan is opgestaan en onderdeel van "de hemel" is geworden, als hij na zijn kruisingsdood niet van "vlees en bloed" was. Paulus schrijft immers: "wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God". Dus in welke hoedanigheid is de opgestane Jezus dan naar de hemel gestegen?
Wat stelt het opeten van een stuk vergankelijke(!) geroosterde vis voor, als het geen deel kan krijgen aan de onvergankelijke Jezus?
Paulus lijkt hier uit te sluiten dat de opgestane Jezus ooit een vergankelijke vis kan hebben gegeten.