Scriptie: Het leven van Lennaert Nijgh in zijn liedteksten

Losse discussies, beschouwingen, meningen.

Scriptie: Het leven van Lennaert Nijgh in zijn liedteksten

Berichtdoor admin » za maart 30, 2013 5:45 pm

Scriptie van een student op de Universiteit Utrecht. Het beoordelingscijfer is een 7,0 (op 10). Ontvangen op 4 mei 2008.
Een aantal zinnen springen in. Maar dit is helaas alleen in de bbcode te zien.

- - - -

‘Testament’: Het leven van Lennaert Nijgh in zijn liedteksten

“Nederlanders willen altijd weten of een tekst autobiografisch is. Dat komt voort uit het calvinisme. Nederlanders zijn gevoelig voor de waarheid van het woord. Maar het is helemaal niet belangrijk of ik iets wel of niet heb meegemaakt. Ik zeg altijd: je denkt toch ook niet dat Agatha Christie al die moorden heeft gepleegd?”

Was getekend: Lennaert Herman Nijgh (1945-2002). Nijgh is bekend als de beste en beroemdste tekstdichter van Nederland. Hij schreef boeken, musicals en columns, maar het bekendst werden zijn liedteksten voor een grote schare zeer uiteenlopende artiesten. Onder hen bevinden zich zijn ex-vouw Astrid, Ramses Shaffy, Liesbeth List, Rob de Nijs en ’s lands beroemdste troubadour Boudewijn de Groot, met wie hij zijn meest geliefde werk schiep. Liedjes als Welterusten, mijnheer de president, Het Land van Maas en Waal, Pastorale, Testament, Malle Babbe en Ik doe wat ik doe staan in ons collectieve geheugen gegrift.
Lennaert leidde een zeer turbulent leven. Zo werd hij op jonge leeftijd verliefd op een vrouw die hij in gedachten zijn hele leven zonder succes na zou jagen, trouwde en scheidde hij drie vrouwen, bezocht hij regelmatig de dames van lichte zeden, hield hij ervan regelmatig een flinke borrel te nemen en op het einde van zijn leven begon hij zijn toevlucht te nemen in speed en andere verslavende middelen, totdat zijn gezondheid zo ernstig achteruit ging dat hij in 2002 op veel te jonge leeftijd overleed. Me dunkt dat dit een rijke inspiratiebron is voor de liedteksten die Nijgh schreef. Maar in hoeverre zijn die eigenlijk autobiografisch? Wat is er in zijn teksten terug te vinden van zijn leven? Dat probeer ik in dit essay uit te vinden.
Dit wordt gecompliceerd door het feit dat het gaat om werken van fictie. Nijgh heeft nergens beweerd dat zijn teksten een verslag zijn van zijn leven. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk autobiografische elementen in zijn teksten verwerkt kunnen zijn. Als dat zo is, spreekt Nijgh dan de waarheid of probeert hij die te verdraaien? Gebeurt dat dan opzettelijk of pleegt hij een vorm van zelfbedrog? Is er achter de waarheid die Nijgh beschrijft een ‘andere’ waarheid te vinden? J.M. Coetzee heeft daar uitvoerig over geschreven. Ik zal zijn tekst ‘Confession and double thoughts’ (1985) gebruiken bij het verklaren van Lennaert’s werk. Een tweede complicerende factor is het “ik” in de liedteksten. Deze “ik” wordt niet gezongen door Lennaert, maar door de uitvoerende artiesten. Als we de tekst alleen op papier bekijken, is het ook nog maar de vraag of de “ik” altijd Nijgh zelf is. Zo heeft Lennaert ook vertalingen gemaakt van liedteksten (‘Het geluid van stilte’, ‘Er komen andere tijden’, ‘Draai weer bij’ etc.), en in andere gevallen werkt hij met personages (‘Prikkebeen’, ‘Eva’ etc.). Met Paul John Eakin’s tekst ‘What are we reading when we read autobiography’ in de hand wil ik dit onderzoeken.
Mijn onderzoeksmateriaal beperkt zich tot de teksten die Nijgh voor Boudewijn schreef tussen 1964 en 1974. In eerste instantie komt dit misschien vreemd over; we hebben het tenslotte over autobiografische kenmerken en dan zou je verwachten dat iemands gehele oeuvre bestudeerd zou worden. Mijn verklaring is tweeledig. Aan de ene kant is het domweg zo dat Lennaert in zijn leven zoveel materiaal heeft geproduceerd, dat het ondoenlijk zou zijn om alles te behandelen. Daarvoor is de ruimte die mij geboden is in dit essay gewoonweg te kort. Aan de andere kant is de periode 1964-1974 de periode waarin Lennaert als tekstdichter doorbrak en waarin hij zijn bekendste en meest geliefde werk schreef. Deze periode beslaat zijn 19e tot zijn 29e levensjaar; een zeer vormende en turbulente periode, die hoogstwaarschijnlijk zijn weerklank heeft gevonden in zijn liedteksten.
Voor Nijgh begint het allemaal in de zomers van 1961/1962. Hij heeft op zijn middelbare school een grote schare vrienden om zich heen verzameld, onder wie Boudewijn de Groot, waarmee hij hele dagen lang doorbrengt aan het Zandvoortse strand. Uit de taferelen die zich daar voordoen put Lennaert als hij in 1964, op zijn 19e, zijn eerst liedtekst Strand schrijft. In de biografie ‘Testament: Leven en werk van Lennaert Nijgh’ schrijft Peter Voskuil dat de tekst deels autobiografisch is. In een van de coupletten belandt bijvoorbeeld een joyrider in de cel. Boudewijn de Groot zei daarover: “Het kwam wel voor dat een jongen die wat brutaler was stiekem in de auto van zijn vader reed. Dan reden we langs de boulevard. […] Die werden wel eens meegenomen naar het bureau om af te koelen.”
Hoewel Lennaert dan al de wereld om zich heen, waar hij deel van uitmaakt, en gebeurtenissen waarbij hij betrokken is, verwerkt in zijn teksten, schrijft hij dan nog niet over zijn eigen gevoelens of zijn eigen lotgevallen. Net als Strand gaat één van de volgende nummers, Elégie prénatale, over iets wat iemand anders in zijn omgeving is overkomen: een ver neefje dat zijn vriendin zwanger maakt en daardoor met haar moet trouwen. Dit verhindert Lennaert echter niet er zijn eigen opvattingen over de burgerij in te verwerken:

Des zondags luistert men naar ’t woord en psalmzingt luide altegader
Maar ik sta buiten als de dader van een negatieve moord
Vergeving en verdraagzaamheid, ja, die zijn goed voor liberalen
Van die onchristelijke kwalen is mijn familie gans bevrijd


Paul John Eakin zou zich ongetwijfeld afvragen wie de “ik” uit de tekst is. Hij stelt dat, wanneer we “ik” zeggen, reflexiviteit in dat woord ingebakken zit, en dat het werkt als tekstuele verwijzing naar biografische, historische persoon die het woord uitspreekt. Voor bovenstaande tekst gaat dit echter niet op. De zanger, Boudewijn de Groot, bevond zich destijds door stom toeval in precies dezelfde situatie, maar Nijgh had de tekst al geschreven voordat hij daar kennis van nam. Omdat Lennaert zich ook niet in die situatie bevond, kunnen we rustig zeggen dat de “ik”-figuur een fictief personage is (zij het in de verte vaag gebaseerd op Lennaert’s verre neef). De steeds verschuivende “ik”, waar Eakin ook over sprak, zal later nog vaak voorkomen in Nijgh’s werk. De “ik” is dus niet altijd Lennaert zelf.
Op Boudewijn’s eerste LP staan van Lennaert’s hand vooral veel vertalingen van nummers die ze allebei erg goed vinden. Toch schrijft hij ook enkele nummers zelf, waarin voor het eerst elementen uit zijn eigen (gevoels-)leven centraal staan. Op dat moment heeft de vriendengroep van het strand al plaatsgemaakt voor een totaal nieuwe, veel hechtere, groep, die hele zomers doorbrengt op villa De Bereklauw, het ouderlijk huis van Lennaert’s beste vriend Janwillem Schrofer. Vaak pikken ze meisjes op om hen mee te nemen naar de villa. De balletmeisjes van balletvereniging Scapino komen vaak over de vloer. Intussen woont Lennaert in Amsterdam (waar hij studeert aan de Filmacademie) in een slooppand, samen met enkele andere vrienden. Het is een oud, vervallen en stinkend krot. Ondertussen heeft hij de liefde van zijn leven ontmoet, Joke Peschar, in zijn stamkroeg de Waag in Haarlem. Zij is zo vaak bij hem in Amsterdam, dat ze praktisch samenwonen. Dit vind zijn beslag in twee liedjes. Ten eerste is er Woningnood. Oppervlakkig gezien lijkt het een protestsong zoals er veel meer op de LP staan. Deze zou handelen over het nijpende tekort aan woningen na de oorlog. In werkelijkheid woonde Lennaert op dat moment ook in het soort krot waarover hij schrijft:

Het waren slechte huizen en ze woonden clandestien
Ze hadden daar geen licht en ook geen water bovendien
Maar ze waren daar gelukkig met vier muren en een dak
Verder hadden ze aan luxe en aan dure meubels lak


Hoewel gebaseerd op elementen uit zijn eigen leven, schrijft Lennaert nog steeds niet in de ‘ik’-vorm over zichzelf. Bovendien gebruikt hij ook in deze tekst weer fictieve personages: een jong stel van 20 met een kind. Autobiografisch zou je deze tekst dan ook niet kunnen noemen, maar er zitten, net als in Strand, wel autobiografische kenmerken in, omdat het Lennaert’s woonsituatie beschrijft. In het liedje Vrijgezel werkt Lennaert wel in de ‘ik’-vorm om over zichzelf te vertellen. Hierin vertelt hij met grote precisie hoe zijn leven er in die tijd uitzag, inclusief zijn kennismaking met Joke. Hij verhaalt dit in de verleden tijd, zodat hij als het ware terugkijkt:

Maar het was niet te vermijden, dat ik eenzaam was bij tijden
Zodat ik vertwijfeld vrijde met een meisje van ballet
Welke schoonheid snel verdorde, ’s morgens bij het wakker worden
Met de peuken op de borden en de kruimels in het bed

Op een dag kwam ik jou tegen, lief en klein en zo verlegen
Druipend in de lenteregen, in de grote vreemde stad
Jij wist niets van provoceren, en je wilde me bekeren
En ik liet me alles leren, als ik maar jouw liefde had


Het ‘vrijen met een meisje van ballet’ gaat over de meisjes van balletvereniging Scapino die op de Bereklauw over de vloer kwamen. Daarna beschrijft Lennaert de ontgoocheling die dit met zich meebracht, het gebrek aan waarde dat hij eraan hecht, in tegenstelling tot het meisje dat hij later tegen zal komen. Al mag hij zijn Joke dan op een andere manier tegen zijn gekomen, Lennaert heeft in deze vroege, voor zijn doen rechtoe-rechtaan tekst een sterk staaltje autobiografie neergezet.
De eerste diep persoonlijke teksten waarin Lennaert zijn eigen gevoelens en ervaringen verwerkt, kunnen gevonden worden op de LP Voor de overlevenden van Boudewijn de Groot. Ze ontstaan in 1966. Op dat moment heeft Joke het uitgemaakt en is verhuisd naar Engeland. Lennaert zit totaal in de put. Joke was de liefde van zijn leven. Ook al zal hij nog veel vriendinnen hebben en met drie van hen trouwen, altijd zal hij blijven verlangen naar Joke. In de teksten van Voor de overlevenden verwerkt hij zijn gevoelens. Boudewijn de Groot zei daarover: “Het zijn teksten die vanuit een stemming zijn geschreven. Ik geloof dat hij het meer vanuit de stemmingen schreef die zijn verliefdheid met zich meebracht, dan dat het wezenlijk over een meisje en liefde ging.” Een overkoepelend thema is opgroeien en volwassen worden –met alle ontnuchteringen die daarbij horen. Sommige nummers vallen op door de expliciete (ogenschijnlijk) autobiografische inhoud, zoals Beneden alle peil:

Je liet je zomaar door een ander stelen
En mijn geluk ging zomaar voor de bijl
Maar mijn verdriet kon jou niet zoveel schelen
En dat was toch beneden alle peil

Prinsheerlijk lig je in een anders bed
En maakt hem met je lichaam dwaas en dronken
Wat in geen enkel opzicht jou belet
Achter zijn rug om weer naar mij te lonken
Bedriegen ligt nu eenmaal in jouw stijl
Je hebt je in ’t geheim aan mij geschonken
Maar het is toch wel beneden alle peil


Joke heeft het juist uitgemaakt, Lennaert zit in de put en schrijft zijn gevoelens van zich af, en dan komt deze liedtekst tevoorschijn. Menigeen zal bij het lezen van deze tekst, als hij de achtergrond van de LP kent, concluderen dat het om een autobiografische tekst gaat. Alle omstandigheden maken het aannemelijk dat het zo is. Maar hoe zeker is dat? Volgens Sam van Dijk, een goede vriend van hem en later zwager van Joke, ging het uit tussen de twee omdat Lennaert niet monogaam was: “Hij heeft altijd vriendinnen tussendoor gehad.” Volgens een andere vriend, Rudolf Lucieer, liet hij zijn vriendinnetjes altijd veel te veel aan hun lot over. Bovendien bezocht Lennaert in die tijd ook prostituees en dat zou Joke in het verkeerde keelgat zijn geschoten, volgens kameraad Willem Polak.
Met die verklaring in het achterhoofd komt Beneden alle peil niet over als autobiografisch, maar als een poging om zijn ex-geliefde de schuld te geven van hun relationele problemen. Als we immers Lennaert’s tekst moeten geloven, is het uitgegaan omdat Joke hem had bedrogen. Volgens Voskuil voelde Lennaert zich wel bedrogen door haar. Echter, Eakin stelde al dat een autobiografie niet de ‘echte’ waarheid vertelt, maar de waarheid zoals de schrijver die voelt. De trouw ligt minder bij een feitelijk verleden, maar meer bij een herinnerd verleden, en het gaat dan vooral om het uitdrukken van gedachten en opvattingen.
Het is heel goed mogelijk dat Lennaert gelooft dat hij de waarheid spreekt, maar dat tot ons doordringt dat er een andere, achterliggende waarheid is. Coetzee schrijft dat een welwillend geloof dat de zaken er op een bepaalde manier voorstaan, terwijl ze in werkelijkheid heel anders liggen, een vorm van zelfbedrog is. Beneden alle peil zou, afgaande op Coetzee, zelfdeceptie zijn, omdat Lennaert een voorstelling geeft van de reden waarom zijn relatie met Joke uitging, die niet strookt met de werkelijkheid. Echter, Coetzee schrijft ook dat een voorwaarde voor het vertellen van de waarheid niet perfecte zelfkennis is (wat bij Lennaert, getuige de verklaringen van zijn vrienden, inderdaad niet zo was), maar een gerichtheid op de waarheid; proberen die zo goed mogelijk te vertellen. Uit de bovenstaande liedtekst komt niet naar voren dat Nijgh dat nou echt heeft geprobeerd. Daarvoor staat zijn tekst te ver af van de werkelijkheid. Volgens Coetzee heeft Nijgh’s songtekst zelfs helemaal geen autoriteit. Immers, hij schrijft dat iemand die niet aan zichzelf twijfelt terwijl daar wel aanleiding toe is, alle autoriteit verliest.
Tot zover het autobiografische gehalte van Beneden alle peil? Toch niet. Immers, we zouden Lennaert kunnen zien als een variant op Rousseau. Rousseau, de auteur van de beroemde ‘Confessions’, heeft namelijk gezegd dat hij misschien feiten weg laat of verdraait, maar dat hij niet bedrogen kan worden in hetgeen hij heeft gevoeld of wat zijn gevoelens hem hebben gezegd te doen. Wat Rousseau beloofde te vertellen, schrijft hij, is de geschiedenis van zijn ziel. Nijgh leunt net als Rousseau op de Romantiek, die zegt dat poëzie zijn eigen waarheid creëert. Op die manier zijn we weer terug bij Eakin en zou Lennaert’s tekst alsnog autobiografisch genoemd kunnen worden, zij het dan dat het gaat om zijn gevoelens in plaats van een accurate feitelijke weergave van de werkelijkheid. Volgens de door Coetzee aangehaalde auteur Starobinski hebben we dan het terrein van waarheidsvinding echter al verlaten en hebben we het over authenticiteit: de taal hoeft dan niet meer de werkelijkheid te reproduceren, maar maakt een eigen werkelijkheid.
Op dezelfde plaat valt ook Testament op. Bij een lied met een dergelijke titel verwacht men natuurlijk een confessie, of een afrekening met het verleden, een blootlegging van iemands leven. Het begint als volgt:

Na tweeëntwintig jaren in dit leven, maak ik het testament op van mijn jeugd
Niet dat ik geld of goed heb weg te geven; voor slimme jongen heb ik nooit gedeugd


Wat volgt, is meer een afrekening met zijn jeugd en het voorbereiden op het volwassen worden, dan een accurate weergave van zijn eigen leven. Daarvoor bevat de tekst teveel vrijheden. Zo vermeldt Nijgh in de tekst onder andere zijn broertje, terwijl hij enig kind is:

Aan m’n broertje dat zo graag wil gaan studeren
Laat ik met plezier ’t adres na van mijn kroeg
Waar ik teveel dronk om een vrouw te imponeren
En daarna de klappen kreeg waarom ik vroeg


En later wederom een sneer naar Joke, á la Beneden alle peil:

M’n vriendinnetje, ik laat jouw alle nachten
Dat ik tranen om jouw ontrouw heb gestort
Maar onthoud dit wel: ik zal geduldig wachten tot ik lach
Omdat jij ook belazerd wordt


Is Lennaert in deze confessie dan eigenlijk wel ergens autobiografisch? Het lied vangt vooral het thema van opgroeien en je onschuld kwijtraken en daarbij permitteert Nijgh zich wat betreft ‘zijn broertje’ wat je een dichterlijke vrijheid zou kunnen noemen, en in zijn referentie naar ‘zijn vriendinnetje’ kun je enerzijds het zelfbedrog van Coetzee zien, of de eigen waarheid van Rousseau, dan wel de authenticiteit van Starobinski. Maar het lied is wel degelijk autobiografisch, want het gaat over Lennaert’s proces van volwassen worden, zij het dat hij het een beetje anders verwoord dan een accuraat verslag van de droge feiten. Bovendien dronk Lennaert veel om Joke te vergeten, en was hij onhandig met vrouwen. Dat komt in bovenstaande liedtekst duidelijk naar voren. Bovendien voelt Nijgh zich in deze periode in zijn leven diep ongelukkig en dat komt in de liedtekst duidelijk naar voren. In vier regels somt hij de essentie van zijn leven op dat moment op:

Voor mijn neefje zijn mijn onvervulde wensen
Wel wat kinderlijk, maar och, ze zijn zo diep
Ik behoorde immer tot die groep van mensen
Voor wie ’t geluk toch altijd harder liep


In andere liedteksten van deze LP moeten de autobiografische kenmerken dieper gezocht worden. Voor Lied voor een kind dat bang is in het donker maakt hij gebruik van droombeelden die hij uit zijn jeugd heeft onthouden. Door het gebruik van een ogenschijnlijke onzintekst, waarop Boudewijn een vrolijke, circusachtige muziek maakt, wordt verhuld hoe loodzwaar de achterliggende waarheid is. Dit is duidelijk een voorbeeld van een tekst van Lennaert waarvan Coetzee zou zeggen dat je de waarheid pas kan vinden, als je de accenten die de schrijver zelf legt negeert en als lezer de accenten anders gaat leggen. Lennaert probeert de aandacht te verleggen door kabouters, dieren, chimpansees, levende kledingstukken etc. in de tekst te verwerken. Maar wie de accenten anders legt, komt erachter dat de tekst vooral autobiografisch is en handelt over zijn drankgebruik en zijn somberheid:

Maar helaas, de goede fles, waaruit ik mijn zoete dromen
Glanzend in mijn glas zag stromen is nu leeg, een harde les
En die fles is tot mijn spijt middelpunt van heel mijn leven
Met de wekker op half zeven zak ik door een eeuwigheid
Oh wat heb ik reuze spijt, niets dan tranen is het leven
En ik zucht met Van het Reve: ’t Is weer niks als narigheid


Dit gebruik van op het eerste gezicht prettige elementen in de teksten en de vrolijke muziek van Boudewijn, die een dieper liggende teleurstelling over zijn leven moeten maskeren, komt ook terug op de volgende LP die hij met De Groot maakt: Picknick. Omdat het inmiddels 1967 is geworden en de hippiecultuur uit de Verenigde Staten naar Nederland is over komen waaien, vraagt Boudewijn aan Lennaert om meer cryptische, psychedelische teksten. In tegenstelling tot zijn vriend, zit Nijgh helemaal niet in de hippiescene. Toch weet hij elf teksten af te leveren, waarvan er acht deze psychedelische touch hebben. Sommige teksten hebben gewoonweg niets te maken met Lennaert’s leven, zoals het drieluik Eva, De Tuin der Lusten en Megaton. In Mensen om me heen echter is hij autobiografisch, al moet de lezer (of, zo je wilt, toehoorder, net als bij Lied voor een kind…) Coetzee’s ‘waarheid achter de waarheid’ ontdekken door accenten anders te leggen. De steeds terugkerende frase dat de hoofdpersoon niet alleen is, omdat hij mensen om zich heen heeft, is bedrieglijk en moet doorprikt worden.

Het bootje roeien stoeien en de boterbloemen bloeien
Een zonnebloem, de bereklauw, de hemel wit grijs helderblauw

Een groep van vrienden in het bonte ronde
Kon ik me warmen aan hun vuur
Maar een muur van kristallijnen schubben
Zal ons scheiden ahahahahahaha
Had ik maar een hamer in de morgen
Die breken zou de glazen kou van stilte om me heen


De eerste twee door mij aangehaalde zinnen verwijzen direct naar de Bereklauw, de villa van zijn vriend Janwillem Schrofer, waar hij in die jaren zoveel eindeloze weekenden en zomers doorbrengt met een grote schare vrienden. Deze vrienden zijn de ‘mensen om hem heen’. Nadat het uitging met Joke heeft Lennaert van hen veel steun gehad. In de enorme tuin die bij de villa hoort, ligt een vijver met een roeibootje (“het bootje roeien stoeien”), waar Lennaert zich vaak afzondert om te gaan schrijven, terwijl rondom hem het feestgedruis voortwoedt. Uit de laatste regels blijkt echter dat hij zich, ondanks die vriendengroep om hem heen, erg alleen voelde. Hij schrijft immers over een scheiding tussen hem en de mensen om hem heen. En er heerst stilte om hem heen die hij zou willen doorbreken, schrijft hij, terwijl tegelijkertijd al die mensen om hem heen zijn.
Pas in 1973 maken Boudewijn en Lennaert weer samen een plaat. Ondertussen heeft Nijgh het nodige meegemaakt: hij is getrouwd geweest met Astrid de Backer (die als Astrid Nijgh door het leven blijft gaan), maar is kort voor het schrijven aan de nieuwe LP verliefd geworden op de tien jaar jongere Anja Bak. Lennaert en Astrid gaan uit elkaar, hij laat Astrid hun huis en hij trekt tijdelijk weer bij zijn ouders in. Op datzelfde moment bevindt Boudewijn zich in exact dezelfde situatie. Naar aanleiding daarvan schrijft Nijgh zijn meest expliciet autobiografische nummers. In Terug van weggeweest beschrijft hij letterlijk wat er met hem was gebeurd, zij het dat dit in de “jij’-vorm plaatsvindt:

Je had een vrouw, een huis, je had je eigen leven
Maar ’t bleek een weg die doodliep; je bent weer teruggegaan
Je loopt weer door de stad waar alles is begonnen
Probeert het te vergeten; niet stil te blijven staan


Naar een waarheid achter de waarheid hoeft hier niet gezocht te worden: het was zoals het er staat. Boudewijn de Groot zei daarover: “[…] Terug van weggeweest, De reiziger, Wat geweest is, is geweest zijn echt liedjes die door de omstandigheden geschreven zijn.” Als autobiografisch werk en als confessie is dit lied het meest geslaagd. Niet alleen schrijft Lennaert namelijk zonder omhaal wat er op dat moment in zijn leven plaatsvond, ook is hij totaal eerlijk over zijn gevoelens in de rest van het lied. Daarin geeft hij aan, zij het in de “je”-vorm, dat hij teveel de neiging heeft om terug te kruipen in zijn jeugdherinneringen en meteen daarna geeft hij zichzelf een schop onder zijn kont: “hou nu eindelijk eens op, te zeuren over vroeger”. Lennaert geeft zichzelf helemaal bloot, ook in Wat geweest is, is geweest. In dat lied gaat het, zoals de titel al zegt, over het achter je laten van wat geweest is. Nijgh is eerlijk als hij halverwege een couplet invoegt waarin hij even terugvalt in het vastklampen aan het verleden, maar het eindigt toch weer met vooruitkijken.

Ik voel het nieuwe licht, ik verander van gedachten
Ik volg een nieuwe liefde, ik verander van gezicht
En ik vergeet, ik vergeet wat is geweest (2x)
Want wat geweest is, is geweest

Ik voel hetzelfde licht, maar het zal niets meer veranderen
Ik volg mijn oude liefde en ik denk aan haar gezicht
En ik neem mee, ik neem mee wat is geweest (2x)
Maar wat geweest is, is geweest


De “ik”-figuur in deze tekst is, gezien de omstandigheden waarin Lennaert zich op dat moment bevond, niemand minder dan hijzelf. Via deze tekst vertelt hij aan ons wie hij is en hoe hij over zichzelf en de wereld denkt. Eakin heeft gelijk, dat je met narratieven jezelf construeert voor de ander. Lennaert doet het met deze songtekst. Bovendien verdient zijn confessie alle autoriteit doordat de schrijver zich helemaal openstelt en zich wil confronteren met zowel zijn sterke als zwakke kanten.
Concluderend stel ik vast dat Nijgh in zijn liedteksten voor het merendeel erg autobiografisch te werk is gegaan. Natuurlijk heb ik in dit korte bestek maar een fractie van zijn teksten kunnen behandelen. Ik heb me door ruimtegebrek moeten beperken tot alleen de jaren 1964-1974 en ook nog alleen de teksten voor Boudewijn de Groot. Ik kan echter melden dat in zijn latere teksten, en in zijn teksten voor Rob de Nijs en Astrid Nijgh eenzelfde neiging naar autobiografisme besloten ligt. Soms werkt Lennaert verhullend, soms moet je een waarheid achter zijn waarheid zoeken, de accenten anders leggen en soms doet hij aan zelfbedrog, maar in vrijwel al zijn teksten is zijn leven te lezen.

M.G.W.T. van den Brand
[...]


BIBLIOGRAFIE

Coetzee, J.M., ‘Confession and Double Thoughts: Tolstoy, Rousseau, Dostoevsky’, in: ‘Comparative Literature’ Issue 3, 193-232; 1985.

Eakin, Paul John, ‘What are we reading when we read autobiography?’, in: ‘Narrative’ Issue 2, 121-132; 2004.

Voskuil, Peter, ‘Testament: Leven en werk van Lennaert Nijgh’; Amsterdam, 2007.

- - - -
admin
Site Admin
 
Berichten: 3
Geregistreerd: di aug 14, 2007 12:08 am

Keer terug naar Algemeen

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers. en 0 gasten

cron