Ik heb hier voor Ei een interview met mijn docent Vincent Crone, uit 'De Pers' van 29-06-'07. Misschien snapt Ei dit wel?
‘De kwetsbare kijker’Door: Marcel Hulspas
Gepubliceerd: donderdag 28 juni 2007 17:29
Update: donderdag 28 juni 2007 19:11
Televisiekijken maakt dik, je wordt er ziek van, asociaal, agressief, afgestompt en ga zo maar door. In de inleiding tot zijn proefschrift ‘De kwetsbare kijker’ geeft communicatiewetenschapper Vincent Crone een lange lijst van onrustbarende onderzoeken naar de schadelijkheid van televisie kijken.
De wetenschappers die dit soort onderzoek uitvoeren, spelen een belangrijke rol in het maatschappelijke debat over televisie. Crone deed onderzoek naar dat debat. Hij analyseerde de uitgangspunten waaraan de deelnemers aan dat debat uitgangspunten die al vele decennia dezelfde zijn, zo ontdekte hij. Crone: ‘Televisie is machtig. Het kan ons beter maken maar ook beschadigen. De kijker daarentegen is kwetsbaar. Dat zijn de uitgangspunten van het debat. En omdat de kijker kwetsbaar is, werpen anderen zich als beschermers op, als degenen die die de verantwoordelijkheid op zich nemen de televisie te beheren. En die beschermers maken op hun beurt gebruik van deskundigen, van wetenschappers die vertellen hoe en wanneer televisie de corruptor van de samenleving is, dan wel de verlichter. Alleen als je die uitgangspunten en partijen erkent – ik noem dat ‘het discours van de Kwetsbare Kijker’ - kun je aan het debat deelnemen.’
Wanneer is dat beeld van de machtige, gevaarlijke televisie ontstaan?Heel vroeg al. Eind negentiende eeuw waarschuwden visionairs al dat een dergelijke uitvinding aanleiding zou geven tot voyeurisme en exhibitionisme. Je ziet dat in de wetgeving over radio in de jaren twintig, toen nog maar enkeling van ‘televisie’ had gehoord, televisie al aangewezen wordt als een potentieel belangrijk sociaal-politiek instrument. Als het er ooit komt, zo wordt gesteld, dat wil de wetgever er de zeggenschap over hebben. Naarmate de introductie van televisie dichterbij kwam, wordt de discussie tussen de wetgever en de omroepbazen steeds heftiger: wie ging dat nieuwe medium beheren? De politiek en de omroepbestuurders wierpen zich op als beschermers van de kwetsbare kijker. En dat is zo gebleven. Het debat over televisie verloopt volgens een zich voortdurend herhalende cyclus: Om de zoveel jaar wordt het probleem van de kwetsbare kijker opnieuw ontdekt, en wordt de oplossing opnieuw uitgevonden.’
In je proefschrift beschrijf je de oprichting van de TROS als een belangrijk keerpunt.Dat klopt. Als het gaat om vernieuwing van de televisie wordt vaak gedacht aan shockerende programma’s uit de jaren zestig en zeventig, zoals ‘Zo is het…’ en de Barend Servet Show. Die waren het product van de linkse intelligentsia uit de jaren zestig, die zich een plek had weten te veroveren binnen de bestaande omroepen. Maar dat was niet de grote wending. Er waren wat schandalen, maar die intellectuelen werden in feite betrekkelijk probleemloos in het bestaande systeem opgenomen. Die wending ontstaat pas wanneer er een alternatief voor de bestaande omroepen wordt aangeboden: de TROS. Een omroep die er rond voor uit kwam de kijker te willen plezieren en verder niks. De TROS werd ook nog eens mateloos populair, onder alle maatschappelijke klassen. Dat idee, dat mensen plezier mogen beleven aan televisie, keert vrijwel niet terug in het publieke debat, behalve dan als een maatschappelijk probleem.’
De angst voor de ‘vertrossing’ van de samenleving zat heel diep. Peter van Bueren noemde de TROS in de volkskrant ‘een gevaarlijke omroep’ omdat deze de maatschappelijke problemen ‘achter een masker van heerlijkheid’ zou ‘wegmoffelen’.
En Trouw-medewerker Gert Peelen vergeleek TROS-programma’s met verslavende snoepjes.‘In die uitlatingen herken je het toen populaire neomarxistische denken, waarin burgers beschouwd werden als de door het kapitalisme gehersenspoelde domme massa. Door de introductie van termen als ‘vertrossing’ werd het probleem van de Kwetsbare Kijker opnieuw ontdekt, en de onmisbare rol van de beschermers werd herbevestigd. Tegelijkertijd veroorzaakte de opkomst van de TROS - en later van de commerciële omroepen – een gevoel van wanhoop: we maken zulke mooie programma’s voor het volk, we hebben het beste met ze voor, maar ze willen niet kijken. Sterker nog: juist de lager opgeleiden en allochtonen, voor wie al die verlichte programma’s bij uitstek bedoeld waren, stemden massaal af op de nieuwe omroepen. Die wanhoop staat nog steeds centraal. Er wordt voortdurend gesuggereerd dat er een grote, belangrijke discussie over de omroep wordt gevoerd, maar in feite gaat het om die ene vraag: hoe houden we de publieke omroep in stand, om daarmee de waarden in onze samenleving te kunnen beschermen tegen de ondermijnende krachten die je met name bij de commerciële televisie ziet.’
En dat doemdenken, daar heeft de wetenschap aan bijgedragen.‘Er bestaat wetenschappelijk onderzoek, vooral in het kader van Cultural Studies, waarbij er niet a priori wordt uitgegaan van de stelling dat televisie schadelijk is, en men niet simpelweg op zoek gaat naar bewijzen voor die schadelijke invloed. In dat onderzoek ligt de nadruk op vragen als: welke betekenis geven kijkers aan wat ze zien? Hoe gaan ze om met de door televisie aangeboden stereotypen? En begin jaren zestig wees de bekende psycholoog Kees Trimbos er al op dat al die sombere voorspellingen over de gevolgen van televisie kijken niet bevestigd werden door empirisch onderzoek. Volgens Trimbos moesten we daar nu eens over ophouden, en verder denken dan het medium verwerpen. Maar die opvattingen hebben nooit een plek gekregen in het maatschappelijke debat. Omdat dit wordt gedomineerd door de beschermers. Het debat ligt altijd besloten binnen de kaders van het discours van de Kwetsbare Kijker. Om aan het debat mee te mogen doen, moet je accepteren dat televisie machtig is, een corruptor dan wel verlichter. Als je dat niet accepteert, wordt je niet gehoord. Je vindt geen aansluiting. Je bijdrage wordt als niet relevant gezien, niet interessant. Eén bepaalde soort wetenschap wordt geautoriseerd door de beschermers, en de deskundigheid van de onderzoekers wordt daarmee benadrukt. Als je een ander soort wetenschap aandraagt, een waarin je de rol van de beschermer niet herbevestigt, dan ben je voor hen ook niet deskundig.’‘Hetzelfde geldt voor het uitgangspunt dat je televisie kunt kijken uitsluitend voor je plezier, het uitgangspunt van de TROS en van de commerciële omroepen. Ook die valt buiten het discours en is in het debat dan ook niet vertegenwoordigd. Ik constateer dat er een enorme kloof tussen de praktijk van het televisie kijken en het maatschappelijk debat daarover.’
Maar sociale wetenschappers die op zoek zijn naar de schadelijkheid van televisie houden in hun conclusies vaak een slag om de arm.‘Dat klopt. Met die schadelijkheid valt het ook reuze mee. Televisie is voor sommige mensen, op sommige momenten schadelijk. Er is geen reden voor apocalyptische scenario’s. Maar wanneer deze conclusie vertaalt moet worden naar een breed publiek, wordt alle nuance overboord gegooid. Een mooi voorbeeld is de Kijkwijzer. De makers beroepen zich op wetenschappelijk onderzoek, maar hun waarschuwingen zijn van een enorme stelligheid. De Kijkwijzer is een verlengstuk van het maatschappelijke debat. Net zoals de beschermers over ons kwetsbare kijkers waken, zo worden de ouders opgeroepen te waken over wat hun kinderen zien. Als een programma geschikt is voor alle leeftijden, dan is het ‘in ieder geval niet schadelijk voor uw kinderen’.
'Het motto van de Kijkwijzer is ook: weet wat ze zien. Een recent tevredenheidonderzoek was een onderzoek onder ouders. Voortdurend wordt de rol van de ouder als beschermer benadrukt. Ouders zijn moreel verplicht na te denken over de rol van de televisie in het gezin.’
Hoe kunnen we dat verstikkende maatschappelijke debat ooit doorbreken?
‘Op het moment dat je wilt debatteren, dat je daarin mee wilt doen, dan kun je dat alleen met behulp van de daarin heersende begrippen. We herkennen de kwetsbare kijker in onszelf: we zeggen ‘verslaafd’ te zijn aan een bepaalde serie, we verontschuldigen ons voor ons kijkgedrag en ga zo maar door. Het heersende discours is het product van macht. Door op deze manier te spreken, herbevestigen bepaalde groepen hun recht om hierover te spreken. Die groepen komen voort uit de maatschappelijke verhoudingen binnen ons land. Zolang die verhoudingen niet veranderen, blijven zij domineren en blijft het uitgangspunt dat zij ons meten beschermen tegen het potentieel gevaarlijke medium televisie.’
Vincent C.A. Crone,De Kwetsbare Kijker. Een culturele geschiedenis van televisie in Nederland, is verschenen bij Vossiuspers UvA.
http://www.depers.nl/Wetenschap/?ID=77289&ref=rss